In een hospice met zo’n honderd zorgvrijwilligers kun je niet verwachten dat elke vrijwilliger op exact dezelfde manier de nodige huishoudelijke klussen uitvoert. De vaatwasser inruimen, koffiezetten, wassen en strijken… net als thuis heeft ieder daarvoor zijn of haar eigen manieren. Dat kan best lastig zijn, als je zelf een pietje precies bent en sommige medevrijwilligers dat wat minder zijn. Zo hoor ik een vrijwilliger aan het begin van mijn dienst mopperen dat niet iedereen de was netjes opvouwt. Dat de kasten met beddengoed vaak openstaan, terwijl ze dicht moeten om geen stof te vangen. En dat er niet altijd even netjes gestreken wordt.
Oei, nu voel ik me aangesproken.
Want hoewel ook ik een pietje precies ben, kan ik gewoon niet zo goed strijken. En een andere vrijwilliger weet haarfijn hoe dat komt: “Mensen strijken tegenwoordig niet meer.” Daarover verbazen de beide vrijwilligers zich. Hoe kan dat nou, er valt in huis toch van alles te strijken? Kledingstukken, kussenslopen, theedoeken, etc. etc. Zou dit een generatiekloof zijn, vraag ik me ondertussen af. Deze dames zijn een flink stuk ouder dan ik. Mijn moeder streek vroeger – misschien nog steeds? – ook altijd de theedoeken en slopen. Terwijl ik, 39 jaar, zelden strijk. In elk geval geen keukenlinnen en beddengoed. Héél soms een broek of bloesje. Echt handig word je niet in iets dat je zo weinig doet.
Natuurlijk blijkt juist nu de wasmachine lekker te draaien. Even later kan alles de droger in. En daarna gooi ik het in de wasmand. Net als ik koers wil zetten richting strijkplank, komt mijn collega- vrijwilliger binnen. “Zullen we de was even samen opvouwen?”, stelt ze opgewekt voor. En ik zie hoe ze de grote lakens handig dubbelvouwt, zodat je maar de helft van het oppervlak hoeft te strijken. Ze laat me zien hoe ze ook die afschuwelijke hoeslakens in elkaar vouwt en legt uit hoe ik ze handig over de strijkplank leg.
Met een geordende wasmand ga ik naar boven. Nee, de theedoeken en kussenslopen kosten zelfs mij geen enkele moeite. Het dekbedovertrek en laken ook niet, hoewel de enorme lappen af en toe de grond raken. Maar dat verrekte hoeslaken… door het elastiek aan de randen zitten er duizend vouwtjes in. Hoe kun je dit in hemelsnaam goed strijken? Ik probeer wat en besluit na een paar minuten dat het genoeg is. Zo netjes mogelijk probeer ik het op te vouwen. Dat lukt natuurlijk niet, waardoor ik mijn eigen strijkactiviteit weer tenietdoe. Ik vind het wel goed zo en zorg ervoor dat het er op het eerste gezicht prachtig uitziet…
Ik snap heel goed dat in een hospice bijna alles gestreken wordt. Sommige gasten liggen 24/7 op bed. Hun huid is soms dun en gevoelig geworden. Elke vouw of oneffenheid in de lakens kan voor ongemak zorgen. En dus zorgt een glad gestreken en opgemaakt bed voor comfort en rust. Daar wil ik graag aan bijdragen.
Maar die hoeslakens… ik troost mezelf met de gedachte dat ze zichzelf vaak straktrekken als je het laken om alle vier de hoeken gespannen hebt. En mocht mijn werk echt niet door de beugel kunnen, dan zal een kritische medevrijwilliger het laken onmiddellijk retour sturen naar de strijkkamer.
Gelukkig liggen er dan, zo zie ik, nog vele andere hoeslakens klaar om te pakken. Nadat ik mijn hoeslaken bovenop de stapel gelegd hebt, sluit ik zorgvuldig de kastdeuren.
Gauw naar beneden, verse koffiezetten… dat kan ik dan weer wel! Niet de afgestreken vier schepjes volgens de instructie, maar vijf grote scheppen. Anders wordt het een slappe bak. Ach, ieder op haar of zijn eigen wijze…
—
Door: Irene van der Meulen
_____
Irene is ritueelbegeleider. Sinds 2021 is ze zorgvrijwilliger bij Hospice Kromme Rijnstreek. In haar blogs op deze website schrijft ze over haar ervaringen als vrijwilliger.