Als ik ‘s avonds laat in het hospice kom voor mijn slaapdienst, is er nog bezoek bij één van de gasten. Meneer is heel ziek en zijn vrouw en zus willen graag bij hem blijven slapen. De verpleegkundige verwacht dat zijn levenseinde niet lang meer op zich laat wachten. Zijn echtgenote en zus zijn vermoeid en verdrietig. Ik luister naar wat hen bezighoudt. Rond twaalven ga ik naar de logeerkamer boven, wetend dat ik vannacht waarschijnlijk wakker gebeld zal worden. En inderdaad, tegen vieren gaat mijn telefoon. Ik schiet gauw mijn kleren aan, al weet ik dat er nu geen haast bij is. Beneden praat de verpleegkundige me bij. De schouwarts is net vertrokken. Meneers zus wil graag helpen bij de laatste verzorging. Toch heeft de verpleegkundige mij gebeld: om te zorgen voor meneers echtgenote.
Als ik het appartement binnenloop, zie ik haar zitten; haar hoofd in haar handen. Ik ga naast haar zitten en kijk haar even aan. Ik zie hoe moeilijk ze het heeft. Ze begint te vertellen over vannacht en de vorige nacht, over zijn leven. De verpleegkundige en zijn zus beginnen intussen aan de laatste zorg: ze wassen meneer en trekken hem de kleren aan die ze al eerder hadden uitgekozen.
Ondertussen praten zijn vrouw en ik over hem: hoe sterk hij was en hoe moedig. Een steunpilaar voor haar. En hoe zij heel veel en heel lang voor hem gezorgd heeft. Een leven zonder haar man is nog niet voor te stellen. Ze vertelt over zijn uitvaartwensen. En vraagt mij af en toe om raad. Dan staat ze op en vraagt: ‘wil jij een kopje koffie?’ Ik zeg met een lach: ‘ga jij nou voor mij zorgen?’ Ze zegt dat ze altijd gezorgd heeft en dat graag doet. Ik neem de koffie dankbaar aan.
Nog voor ik mijn koffie heb kunnen drinken, vraagt de verpleegkundige me om te helpen. Meneers zus is op en staat te tollen op haar benen. Ik neem het van haar over. Terwijl de overledene op bed ligt, maken wij het bed op. Lang zal meneer hier niet meer zijn, waarschijnlijk tot de komende middag of avond. Maar we leggen hem – op de koelplaat – in een schoon opgemaakt bed. We kammen zijn haren. En we vragen aan zijn vrouw hoe zij wil dat we zijn handen neerleggen. Ze weet precies hoe ze het wil:
de ene over de andere. Dan zie je wél zijn ring en niét de blauwe plek op de andere hand.
We ruimen alle vuile was op en brengen het weg. Tot slot zetten we enkele kaarsjes bij zijn bed.
Zijn vrouw besluit om naar huis te gaan, in de hoop daar enkele uren te kunnen slapen. Ze neemt alvast zoveel mogelijk spullen mee. Als ze vertrekt, bied ik aan om even mee te lopen naar de auto.
Daar geeft deze vrouw, die ik enkele uren geleden nog niet kende, me spontaan een knuffel en bedankt me. ‘Vooral voor het gesprek’, zegt ze met tranen in haar ogen. Dat had de verpleegkundige goed aangevoeld! Ik vind het een talent van de verpleegkundigen in het hospice: ze zien wat nodig is, in elke nieuwe en specifieke situatie. En vaak is dat niet doen, maar zijn. Niet hard werken, maar luisteren. Aandacht en liefde. Verbinding. Dat is wat ook deze vrouw nodig had vannacht. Ik voel me bevoorrecht dat ik er enkele uren voor haar mocht zijn.
—
Door: Irene van der Meulen
_____
Irene is ritueelbegeleider. Sinds 2021 is ze zorgvrijwilliger bij Hospice Kromme Rijnstreek. In haar blogs op deze website schrijft ze over haar ervaringen als vrijwilliger.