We zitten aan de grote tafel in de huiskamer: twee gasten, twee vrijwilligers en een verpleegkundige. Beide gasten zitten aan hun ontbijt. Eén van hen, Kees, is halfzijdig verlamd; hij is zojuist met de tillift vanuit bed in de rolstoel gezet. De ander, Ruud, kan lopen, maar heeft wel wat hulp nodig, omdat hij heel slecht ziet en hoort.
Opeens vraagt Kees aan ons, wijzend naar Ruud: “Waarom moet die meneer zo vaak huilen?” Beide heren komen af en toe in de huiskamer waar ze elkaar ontmoeten. Bovendien grenzen hun appartementen aan elkaar en zullen ze af en toe geluiden opvangen van buiten hun eigen kamer.
Ik kijk naar de verpleegkundige. Deze vraag kan hij vast beter beantwoorden dan ik. Zijn antwoord is eenvoudig en eerlijk: “Hij heeft een tumor in zijn hoofd en daardoor wordt hij snel emotioneel.” Even blijft het stil. Aan Ruud is dit gesprek geheel voorbijgegaan. Hij hoort ons alleen als we luid en duidelijk spreken, dichtbij zijn goede oor.
Dan zegt Kees: “Ooo… dan begrijp ik het. Ja, weet je, ik zag hem een paar keer lopen hier en dan was ik een beetje jaloers. Hij loopt nog zo goed en bij mij gaat dat niet meer. Maar nu ik dit hoor, weet ik het zo net nog niet. Wanneer ben je beter af? Dit (wijzend naar zijn lichaam) is niet fijn, maar dat is ook niet goed…”
En dat was een wijze levensles op deze zondagmorgen. Het gras bij de buren líjkt soms wel groener, maar vaak weten we er niets van.
Misschien is het gras wel hard en stekelig, misschien vergt het wekelijks vele uren onderhoud, misschien heeft het de buurman een rib uit zijn lijf gekost. Of misschien houdt de buurman helemaal niet van gras, maar ligt het er voor de kleinkinderen.
Even later helpen we Ruud met douchen. Hij huilt veel. Alsof de vele waterdruppels zijn tranen uitnodigen om ook te stromen. Als hij weer in bed ligt, bedankt hij ons. Bij de deur praat ik nog even na met de verpleegkundige. We beseffen hoe moeilijk het kan zijn als je karakter verandert door een ziekte. Moeilijk voor jezelf én voor je omgeving. Ik flap eruit dat ik, als ik zou mogen kiezen, liever iets aan mijn armen, buik of benen zou hebben dan aan mijn hoofd. Onzin natuurlijk, want we hebben niets te kiezen op dit vlak. We hebben allemaal ons eigen grasveldje: ons eigen lijf, onze eigen gezondheid. Daar moeten we het beste van zien te maken. Er goed voor zorgen en er dankbaar van genieten zolang het kan.
Ik ontmoet in het hospice veel mensen die ondanks hun beperkingen nog genieten en dankbaar zijn. Van Kees weet ik inmiddels dat hij genieten kan: van heerlijk eten, van een lekkere rugmassage en van een gezellig praatje. Ruud ontmoette ik vandaag voor het eerst. Ik hoop van harte dat ook hij soms geniet: van zijn boterham met kaas en zijn cappuccino, van het warme douchewater of van de bezoekjes van zijn vrouw. Ik gun het hen beiden zó!
(de namen in deze blog zijn gefingeerd)
—
Door: Irene van der Meulen
_____
Irene is ritueelbegeleider. Sinds 2021 is ze zorgvrijwilliger bij Hospice Kromme Rijnstreek. In haar blogs op deze website schrijft ze over haar ervaringen als vrijwilliger.