Tijdens de overdracht, aan het begin van mijn middagdienst, hoor ik hoe het met mevrouw W. gaat. Ze is op zeer hoge leeftijd, ze gaat elke dag een beetje achteruit, maar haar geest is nog helder. En ze is nog niet klaar voor de dood. Ze wil nog zo graag aangekleed worden, in de stoel zitten, wat eten. Ze wil nog leven. Maar vanmorgen ging het echt niet en zat er niets anders op dan in bed te blijven liggen.
Als ik even later bij haar en bij haar dochter die aan haar bed zit kom, praten we even over hoe het gaat. De dochter ziet haar moeder achteruitgaan. Ze vraagt me wanneer het tijd wordt om continu te waken en of er misschien meer bezoek mag komen. Ik beloof dit te bespreken met de verpleegkundige. Ik vraag aan mevrouw hoe ze zich voelt. Ze zegt dat het genoeg is. Ik spits mijn oren, want dit past helemaal niet in het beeld dat ik tijdens de overdracht kreeg. Ik check het bij haar: “Bedoelt u dat het leven voor u genoeg is geweest?” Ze knikt. En even later zegt ze: “Ik verlang naar het einde.” Er lijkt in de afgelopen uren, tussen het moment dat de verpleegkundige haar sprak en nu, iets veranderd te zijn. Is het (het begin van) aanvaarding? Heeft ze haar blikrichting gewijzigd, van het leven naar de dood?
Als ik de verpleegkundige vertel wat mevrouw mij zei, is ze verbaasd. Dit had ze nog niet eerder gehoord. Maar we weten allebei hoe snel dingen hier kunnen omslaan.
Het ene moment kan iemand nog uit bed komen, in de stoel zitten of zelfs kleine stukjes lopen en een dag later kan dat onmogelijk zijn en blijft hij of zij in bed.
De ene dag eet iemand heerlijk, de volgende dag is de eetlust verdwenen.
Zo had mevrouw W. gisteren aangegeven wat ze vanavond zou willen eten. Maar toen rond half zes de kok bezig was in de keuken en ik ging checken of mevrouw iets wilde eten, wilde ze alleen een beetje vla. Meer dan een paar hapjes at ze er uiteindelijk niet van, slikken kostte te veel moeite. Een andere gast had juist geen warme maaltijd voor deze avond ‘besteld’. Maar toen een vrijwilliger hem tegen etenstijd vertelde dat er varkenshaas op het menu stond, liep het water hem in de mond. Hij at alle vlees op zijn bord op en genoot er enorm van. Dat hij alle groente liet liggen, was natuurlijk geen probleem. Niets moet. Of, zoals de kookvrijwilliger die avond tegen me zei: “Al eet een gast maar twee of drie hapjes, als hij of zij daarvan geniet, dan ben ik blij.”
De koks beseffen de onvoorspelbaarheid en veranderlijkheid in het hospice maar al te goed. Iets meer of minder koken is nooit een probleem. De porties zijn zo klein of groot als de gast wil. Alles is mogelijk!
Het werk in een hospice – of je nou verpleegkundige, zorgvrijwilliger of kok bent – vraagt steeds flexibiliteit. De situatie van de gasten verandert soms snel. Je kunt nooit blindvaren op de ervaringen van gisteren, want vandaag kan het anders zijn. De gast die gisteren nog heel verward en boos was, is vandaag helder en vrolijk. De gast die je eerst nog blij kon maken met een sapje of soepje, wil nu niets meer eten of drinken. En ja… de gast die tijdens je ene dienst nog opgewekt praat over haar favoriete tv-programma’s of trots haar mooi gelakte nagels laat zien, is er tijdens je volgende dienst niet meer…
Elke keer opnieuw proberen we in te spelen op het hier-en-nu. Elke keer opnieuw zijn we alert en aandachtig. Elke keer opnieuw luisteren we. Wat is hier nú nodig? Je kunt ’s ochtends nog zin hebben in varkenshaas en ’s avonds niet meer. Of omgekeerd. Dat kan én mag allemaal. In het hospice zijn we allemaal flexers. Ook als we elke dag of elke week komen, ook als we in vaste dienst zijn. Dank voor die enorme, liefdevolle flexibiliteit!
—
Door: Irene van der Meulen
_____
Irene is ritueelbegeleider. Sinds 2021 is ze zorgvrijwilliger bij Hospice Kromme Rijnstreek. In haar blogs op deze website schrijft ze over haar ervaringen als vrijwilliger.